Expeditie Kram: reisblog over kamperen + bijzonder slapen

View Original

Tadzjikistan: zorgeloos kamperen aan de Afghaanse grens

Kamperen aan de grens met Afghanistan, het staat niet direct heel hoog op mijn bucketlist. Toch zullen we in Tadzjikistan zo'n 550 kilometer langs de grens fietsen en soms in het zicht van het land de tenten moeten opslaan. We volgen de – bij wereldfietsers – inmiddels redelijk populaire Pamir Highway (de M41, een oude Russische snelweg), die over de zo’n beetje hoogst befietsbare bergpassen (tot 4650 m.) voert en die vanaf Khorog een aantrekkelijke detour biedt door de Wakhan Vallei.

Door Ingmar Griffioen

We fietsen schier eindeloos langs de rivier en de grens, met altijd links Tadzjikistan en rechts Afghanistan. In het begin liggen de meeste dorpen aan de Afghaanse zijde en de desolate steenhellingen aan de Tadzjiekse, later wisselt dat telkens. We fietsen er zo’n acht dagen langs, tot van de brede Pyandzh rivier nog maar een dun stroompje over is. De miniatuurpoppetjes op ezels of motorfietsen krijgen gezichten, de huizen, akkers en dorpjes karakter, de kameel in de verte lijkt opeens een flink beest en het land zo dichtbij dat we het bijna kunnen aanraken. Het lukt na een paar keer proberen om een steen vanuit Tadzjikistan op het pad boven de stenige Afghaanse rivieroever te laten stuiteren. Dat is dichtbij genoeg.

Afghaanse handel en ontmoetingen
In Qal'ai Khumb bezoeken we 'de Afghaanse markt', een plek waar Afghanen en Tadjzieken (beiden van het Wakhan volk, dat deze afgelegen en vruchtbare vallei bewoont) handelen en elkaar ontmoeten. In tegenstelling tot de populaire en door de militairen nu gesloten markt in Ishkoshim, bevindt deze markt zich niet op niemandsland, maar aan de Tadzjiekse zijde. Veel bijzonders wordt er niet verkocht: vooral watermeloenen en plastic Chinese troep, plus ander fruit, wat groentes, aardappels, kippen en koekjes. We krijgen de kans om enkele Afghanen de hand te schudden, voordat een grenswacht ons vrijwel alle foto's van de markt (in de richting Afghanistan) laat verwijderen en onze gids ons terugvoert. Ook dit was even dichtbij genoeg.

Afghanistan is iets waar het thuisfront – en wijzelf aanvankelijk ook – nogal nerveus van wordt. Het is een land dat je kent uit verhalen over oorlog, Taliban, strikte interpretatie van de islam, 9-11, Osama, Amerikaanse inval, aanslagen en ga zo maar verder met die misère. De vele blogs die we lazen over de Pamir Highway schetsen echter een beeld van een weelderige vallei met veel homestays en woest natuurschoon. Van de Afghanen zou je niks te duchten hebben. Ze houden zich wel bezig met drugs- en wapensmokkel over de rivier, maar vallen geen buitenlandse toeristen aan. Aangeraden wordt wel om niet direct aan de rivier en in het zicht van de Afghaanse zijde te kamperen.

Voorbereiding thuis
In Nederland hebben we ons grondig voorbereid op een pittige fietstocht (in 6 weken van de Tadzjiekse hoofdstad Dushanbe naar Bishkek in Kirgizië), waarbij we veel op onszelf teruggeworpen zullen worden. We hebben genoeg voedsel mee om 2 weken onafgebroken te kunnen koken, het gas gekocht om dat ook te verwarmen, kunnen vaat en kleding met zeep schoon boenen, vele liters water vervoeren en anders filteren. Ook kunnen we in extreme omstandigheden onszelf warm houden en de tenten overeind houden. De eerste dag is het meteen raak: 106 km buiten Dushanbe slaan we de tenten op naast een rivier, een plek die ik dan de mooiste kampeerplek ooit noem. De volgende dag zie ik dat we naast de grootste mijn ooit liggen en ’s nachts slaap ik niet door de vele vrachtwagens vol erts die de grond doen bewegen en door mijn tentje schijnen. Prachtplek verder en heerlijk om jezelf poedelnaakt in een rivier te wassen, maar de volgende dagen zullen meer wildernis en schoonheid tonen.

De tweede fietsdag openbaren meerdere realiteiten zich: fietsen bij 40 graden is nogal onbarmhartig – zeker als het asfalt verdwijnt en een mix van keien, grind en zand op een wasbordpatroon overblijft – en Tadzjikistan is spaarzaam bevolkt, maar de weinige mensen zijn doorgaans zeer behulpzaam. Terwijl onze kersverse Franse kompaan Thomas, gesloopt door dagen darmklachten, zich gereed maakt om de tent op te zetten, stopt een auto. Uit het raampje komt een stroom Russisch, waaruit een Nederlandse passant opmaakt dat de dokter van het dorp een slaapplek aanbiedt. Bij aankomst op zijn grote erf krijgen we direct thee en koekjes, een tuinslang als douche en vervolgens nog avondeten. Het is de eerste van vele hartelijke ontvangsten bij Tadzjieken thuis, plekken waar we voor 5 tot maximaal 15 dollar de man slapen en meerdere maaltijden en potten thee ontvangen.

De volgende dag kamperen we weer op een schitterende plek, boven de rivier even buiten een plaatsje waarvoor we twee kleinere riviertjes doorgewaad zijn. Gelukkig helpen kinderen de fietsen duwen. We zitten mooi uit het zicht een paar meter boven de weg. Langs het kampement stort een kleine beek uit de bergen naar beneden en zo zijn douche en (af)was weer geregeld. De koeien lopen ook zo van de berg af langs de tent. Helaas begint het tijdens het eten te regenen, meteen een goede test voor de waterdichtheid van alle kampeer- en fietsgear.

De Afghaanse grens zien we pas bij Qal'ai Khumb. Het besef van wat er aan de andere kant ligt en de aanwezigheid van veel grenswachten en militairen maken indruk. Vooral de eerste dagen kijk ik vrijwel continu naar wat zich aan de overkant afspeelt. Dat is vaak niet meer dan jongens op stap met ezels of vee, maar ik ben wel gefascineerd. Onderweg lees ik ‘De boekhandelaar van Kaboel’, waarin correspondent Asne Seierstad een meer gefortuneerde familie volgt en zo vele onthullende kijkjes biedt op de traditionele stammenmaatschappij. Zo onthullend is mijn blikveld zeker niet, maar de nieuwsgierigheid blijft mijn blik gidsen.

Hollandse nasi en koud bier
Kamperen aan de grens hoeft – dankzij de gastvrijheid – pas weer na Khorog, de hoofdstad van de autonome provincie Gorno-Badakshan. We zitten inmiddels in de Wakhan Vallei, waar de abominabele ondergrond een snelle voortgang dwarsboomt en de dorpen soms ver uiteen liggen. Bovendien staat er ineens een Nederlander op de weg. Het is Hein, die met zijn vrouw in een omgebouwde jeep door Centraal-Azië reist. We zijn eigenlijk niet van plan om al te stoppen, maar de joviale landgenoot verleidt ons met de belofte op een beschutte kampeerplek en een grote pan nasi. Mooi die Nederlandse gastvrijheid onderweg, de plek is inderdaad fraai, de nasi on-Nederlands goed en eigenlijk ontbreekt alleen een sleurhut vol aardappels en koffie nog aan het plaatje. De maaltijd en koude biertjes die Hein telkens uit de Landcruiser tovert, maken veel ontberingen goed en die kilometers… plakken we er de volgende dag wel aan.

Nog mooier is de volgende kampeerspot in de Wakhan. Ditmaal zitten we er alle vier al aardig tot ernstig doorheen. Vanaf ‘de weg’ zijn stukjes rivierstrand te zien met groene stroken vol struiken. Dat spreekt niet een klein beetje tot de verbeelding. Probleem is dat 20 meter verderop, aan de andere kant van het water een brug is en een weggetje. Mensen hebben we al de hele dag niet gezien in Afghanistan, die luid balkende ezel joeg ook niet veel schrik aan, maar dit is toch wat te veel ‘in het zicht’ voor comfort. Omdat we toch moeten wachten op twee wat langzamere kompanen kunnen we wel even op ontdekkingsreis. Want wat loopt daar voor oud weggetje richting de rivier? Tientallen meters valt er nog te ploegen door het zich verdiepende grind, daarna is het toch echt afstappen en duwen.
 

Droomplek op het Tadzjiekse strand
Het weggetje lijkt in het niets te eindigen (zoals veel hier), maar daar rechts beneden lonkt wel weer een stuk strand met bosjes. Ik ga op expeditie. Het strand slingert zich langs de rivier en nog verder uit zicht van de Tadzjiekse weg. En ook steeds meer uit de wind. Er liggen ook al geblakerde stenen van eerdere kampeerders en de rivierstroming wordt afgeremd door eilandjes. Ideaal! Maar de Afghaanse zijde is nu wel erg dichtbij. Aan de overkant zijn alle vormen van bewoning en civilisatie echter verdwenen en vanaf de rivier gaat een steile helling omhoog. Hm. Hier kunnen we toch wel vier tenten kwijt tussen die bosjes? Eenmaal compleet zijn de vier fietsers het snel eens: topplek. Opbouwen en kokkerellen maar. Vroeg erin, want 20.00 uur is het al donker. Van slapen langs een wild kolkende rivier liggen we inmiddels al niet meer wakker en een nachtelijke plaspauze levert dan een schitterend sterrenlaken aan de hemel op. De volgende ochtend is het nagenieten aan het ontbijt en dan alle tassen weer op de fiets sjorren. Net voor we wegrijden, zien we een man op een paard langzaam over de heuvelrug aan de overzijde bewegen. Lagen we toch wel in zicht? Oh well.

Het blijkt later een van de laatste kampeerplekken. In Kirgizië willen we graag nog eens kamperen, maar twee plannen smoren in de regen. Bovendien is het aanbod aan accommodaties in dit Centraal-Aziatische land nog veel rijker en beter. Om van Tadzjikistan in Kirgizië te komen moeten we echter meerdere bergpassen over. We zijn net het enorme kratermeer Karakul gepasseerd en lijken wel de enige wezens in dit uitgestorven indrukwekkende landschap. Boven de 4000 meter is nagenoeg geen vegetatie en naast de vele bergmarmotten (soort wolliger en koddiger stokstaartjes) en vogeltjes woont hier niemand. Er zijn nu ook geen nomaden te vinden die ons een ‘yurt-stay en fastfood’ aanbieden, er is ook geen uit Chinese zeecontainers opgetrokken dorp (als Alichur) te bekennen. Niet zo gek ook, want we fietsen over een hoogvlakte tussen twee passen en blijven boven de 4000 meter. Ademen is tijdens de beklimming een ware beproeving en het wegdek is vooral centimeters zand bovenop het door vrachtwagens gevormde en fietsers gehate wasbordpatroon. Erger is dat de wind deze middag extra grimmig is opgestoken. We hebben deze route vooral wind mee, maar hier is dat plots omgedraaid. De wind zwelt aan tot iets van windkracht 8, waardoor ik zelfs tijdens de afdaling van de eerste pas bijna niet vooruit kom. Halverwege de hoogvlakte is het zo erg, dat we besluiten de handdoek te werpen. Geen echte beschutting in zicht, alleen een heuvel en de tent opzetten op de met zand en helmgras bedekte vlakte valt nog niet mee.

Ondanks de stofwolken krijgen we twee tentjes de kleigrond in en hoewel het nog geen 17.00 is, besluiten we te gaan koken. Er is maar één plek waar een gasbrander enige kans maakt: een oude Russische bunker bovenop de heuvel. We vieren de beklimming van de pas en de uitstekende Bolognese-maaltijd met een neut Russische wodka (when in the former Sovjet Union...) en als toetje dient Tadzjiekse chocolade en Nederlandse kamillethee. Vervolgens rest er niks anders dan in de warmte van de tent een boek lezen. En hopen dat het morgenochtend minder hard waait, zodat we de grensovergang naar Kirgizië, de tweede pas en 53 km afdaling naar Sari Tash kunnen voltooien. Het is kwart voor 7 en ik rits mijn Yeti slaapzak voor het eerst helemaal dicht. Wat kan het leven soms heerlijk eenvoudig zijn.

Waarschuwing: Laat je vooral niet afschrikken door angstverhalen n.a.v. de aanslag. Doe jezelf en Tadzjikistan niet tekort.
Verder lezen? Dat kan hier.

Ingmar Griffioen is zo'n 20 jaar actief als muziekjournalist. Hij werkt voor onder meer Never Mind The Hype, VPRO 3voor12 en Eurosonic Noorderslag en als docent op de Nederlandse Pop Academie en de Herman Brood Academie. Daarnaast is hij gepassioneerd fietser en reiziger, liefst naar verre onbekende oorden. Je kunt hem hier volgen op Instagram voor meer mooie reisplaatjes.